`Mama, ik wil nu een keer een eerlijk antwoord: koopt de Kérstman alle cadeautjes of doen jullie dat?` We zijn bijna klaar met eten. Nieuwsgierig en een beetje ongemakkelijk kijkt Frederik me aan. Ik prop Max het laatste stuk aardappel in zijn mond.
´Waarom vraag je dat lieverdje?` Tijd rekken is nu het devies.
`Op school zeggen sommige kinderen dat de ouders de cadeautjes kopen.`
`Ach zo.`
`Ja! Dus?`
Ik kijk naar Mark. Hem ontgaat het onherroepelijk op ons afstormende drama nog totaal. Hij veegt de snoet van Max af met het pastel gestreepte Hema-doekje en bevrijdt hem van zijn slabbetje. Vriendelijk dwingend vraag ik: `Mark, ruim jij de tafel even af? Ik ga met Frederik op de bank zitten. O, en de afwasmachine moet ook nog leeggeruimd worden.` De blik van verstandhouding die ik naar hem werp, blijft ergens tussen de tulpen op tafel hangen.
Voor mijn geestesoog verschijnen de chrysanten van mijn moeder. Chrysanten in een Wedgwoodvaas, drieëndertig jaar geleden. Het is een zaterdagochtend in oktober en mijn moeder heeft van de juf gehoord dat de Sint dit jaar alleen de eerste en tweede klas zal bezoeken. Ik ben acht en de enige in de klas die nog gelooft. Mijn moeder gaat op de met oranje wol beklede tafelstoel zitten en neemt mij tussen haar knieën. Zonder omhaal van woorden verklaart ze: `Sinterklaas bestaat niet.` Afwachtend kijk ik haar aan, maar er komt niets meer. Ik voel paniek en alles begint te draaien. `Dat geloof ik niet,´ fluister ik en loop naar buiten naar de schommel.
`Sinterklaas bestaat wél! Sinterklaas bestaat wél! Sinterklaas bestaat wél!´ Bij ieder ´wél´ zwiep ik mijn benen wild naar voren. ´s Middags komen er twee vriendinnetjes spelen. `Sinterklaas bestaat niet,´ is het eerste dat ik zeg. Beiden knikken. Ik voel me nog meer verloren.
´Kom maar schatje.´ Alsof hij net drie is, geef ik Frederik een hand en voer hem zachtjes mee naar de zithoek.
Zijn grote ogen kijken me verwachtingsvol aan. Mijn hart breekt.
`Nu, wie denk je zelf dat de cadeautjes koopt?` vraag ik eerst nog eens lafhartig.
`Maham! Daarom vraag ik het dus: ik weet het niet!´
Daar heeft hij een sterk punt. Doorzetten nu.
Behoedzaam begin ik mijn verhaal: ´Op de wereld zijn wel tweemiljard kinderen. Als..`
`Oké, jullie kopen dus de cadeautjes.`
Ik knik en sla mijn arm nog steviger om zijn dunne middel en streel hem zachtjes door zijn haren. Zo blijven we even zitten.
`Voel je je heel verdrietig?´
`Nee, hoezo?`
`Nu ja, ik weet nog zo goed dat oma mij dit vertelde en toen voelde ik me zó ellendig en alleen.´
`Waarom dát dan? Ik vind het juist goed voor de Kerstman! Ik begreep al nooit hoe hij dat allemaal klaar moest krijgen in die sneeuw en zo. Maar eigenlijk heeft hij dus gewoon altijd vakantie!´
Had ik al eens genoemd dat (half-)Duitse kinderen behalve in de Kerstman ook in de paashaas geloven? Wordt vervolgd in april.
Fantastisch, dat onwrikbare geloof.
Ik weet nog dat ik diep teleurgesteld was dat Sinterklaas gewone schoenen droeg.
Ik zag later – toen ik niet meer geloofde – eens een spijkerbroek onder de tabberd. Vreselijk! Alsof ik nog een keer van mijn geloof viel! 😉
Gelukkig mogen wij nog even het Sinterklaasverhaal in ere houden hier. Maar als Lin net zo erg is als ik dan kunnen we daar op haar vijfde alweer mee stoppen. Volgende jar (dan is ze 4) dus nog maar even alles in volle glorie doen 🙂
Als je haar vertelt dat Sinterklaas dol is op regenlaarzen, is ze wellicht geneigd nog een jaartje langer te geloven! 😉
Ik ben onder de indruk. De tranen drukten toen ik dit las. Gelukkig is ons dochtertje pas drie…
Ja… Ik vond het ook vreselijk om het hem te moeten vertellen, maar net toen ik dacht dat ik het ergste achter me had, kwam dus zijn opmerking. Nu moet ik volgend jaar (of met Pasen..) weer…..