Mijn man was vroeger misdienaar. Dat is heel normaal in Duitsland. En waarschijnlijk ook in het Nederland van onder de grote rivieren. Als ik de term ´Grote Rivieren´ hoor, moet ik altijd een beetje meesmuilend lachen. Stel je voor dat een Amerikaan Nederland bezoekt. Die leest dan in zijn Lonely Planet: Europe, Africa and Asia over deze rivieren en denkt: `Geez, The Big Rivers. I definitely have to visit them. I lóve adventure!´
Voor zijn geestesoog verrijzen bruine woestkolkenden stromen, vergelijkbaar met de Colorado: zonder dikke bundels touw, acht soorten haken, een zwart rubberen survivalboot, oliegoed en een driedagenbaard onmogelijk te overbruggen. Op zijn laatst tijdens de oversteek met het drietaktmotorpontje bij Culemborg – geen idee hoeveel takt dat motortje heeft en óf de motor van een pont überhaupt takt heeft en zo ja, waarom dan, maar het klinkt voor mij in ieder geval als ´een niet heel sterke motor` – kijkt de Amerikaan zijn vrouw ongelovig aan. Zijn hier – God bless them – Amerika´s zonen in ´44 blijven steken?
En ik vraag me altijd weer verwonderd af: hoe zorgen deze gemoedelijke stromen er in hemelsnaam voor dat al deze katholieken zo braaf in het zuiden blijven? Mijn man wilde vroeger ook een tijdlang priester worden. Dat is niet normaal in Duitsland. En waarschijnlijk ook niet in het Nederland ten zuiden van Maas, Waal en Lek. Een teruggetrokken leven in eenvoud, contemplatie en stilte trok hem aan. Omdat ik niemand op ongewenste associaties wil brengen, noem ik hier opzettelijk het woord ´priester´en ´trekken´ niet in één zin. Voor zo´n bezinnend leven kun je mijns inziens ook strandjutter of kapitein op een veerpont worden, maar voor mijn man mocht ook de intellectuele verdieping niet ontbreken. Wat dan natuurlijk onverbiddelijk – hier helpt dus ook heel veel en heel intensief bidden niet – wél moet ontbreken, is een vrouw. Een jongen van veertien ziet dat nog niet als een onoverbrugbaar probleem – je neemt bij wijze van spreken gewoon een bootje met een drietakt motor – maar een jongen van vijftien ziet hier toch een obstakel van het formaat Colorado opdoemen. Zelfs een Jezusbaard helpt dan niet meer.
Erg lang zal zijn ik-wil-priester-worden-fase dan vermoed ik ook niet geduurd hebben. Zelf beleeft hij dat anders. Om mij de ernst van zijn vroegere intenties duidelijk te maken, volgt dan altijd hetzelfde semiromantische verhaal over fietsvakanties naar Nederland met de ´Katholische Jugendgruppe Sankt Wilhelm´. Het zijn de jaren tachtig. Duitse meisjes, die er stuk voor stuk uitzien als een replica van Nena, zingen opwekkingsliederen. Ze begeleiden zichzelf op de gitaar. De lubberige vale topjes bieden daarbij vrijelijk blik op de ongeschoren oksels. Bijbelstudies vinden plaats rond het kampvuur. Regelmatig ook in de tent. Want het regende vaak. Maar zelfs als het niet regende, verdwenen sommige misdienaars af en toe in de tent.
Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan. Denkend aan Holland ziet mijn man-de-wanted-to-be priester vooral vrouwen met brede heupen.
Erg leuk! Ik zag de Amerikaanse Toerist al helemaal voor me. 😀
Overigens, deze misdienaar van weleer, zat boven de rivieren. Ik het Twentse deel des lands is het ook behoorlijk katholiek… en zaten vroeger ook aardig wat “Nena” meisjes. 😉 🙂
Eigenlijk jammer dat je zulke meisjes nu bijna niet meer ziet he? 😉
Nou… de okselhaar vind ik niet zo héél erg… 😉 Haha.