Wereldvrouw

In het laatste hoekhuis van de straat woonde mevrouw Rozendaal. Mevrouw Rozendaal droeg haar lichtbruine haar losjes achterover gestoken in een rommelige knot. Elke zondag ging mevrouw Rozendaal tweemaal naar de kerk. Deze kerk had zijn eigen kledingvoorschriften: alleen met zwarte kousen en een rok tot over de knieën werd je er binnengelaten. Mevrouw Rozendaal was gezegend: ieder jaar kreeg ze een kind, soms ook twee. Toen haar oudste dochter veertien was, had mevrouw Rozendaal zodoende zestien kinderen, waarvan drie tweelingen. Van één jongetje was het rechterbeen afgezet. Godzijdank was de polio de andere kinderen bespaard gebleven.

Lees verder

Break a leg

´Die!´

Mijn zoon van twee gebruikt bij iedere vraag zekerheidshalve de gebiedende vorm. Zo ook bij het voorlezen.

´Dat is een bever.´

´Befuh,´ herhaalt hij braaf om mij een plezier te doen, maar zijn priemende vingertje gaat alweer naar het volgende dier: ´Die!`

Lees verder

Gruwel en huiver

Als kind had ik een vreselijke hekel aan zwemles. Bibberend sprong ik het water in, tot op het bot verkleumd kwam ik er een half uur later – bijna net zo blauw als mijn Speedo-badpakje – weer uit. In de met helverlichte omkleedruimte lagen mijn zorgvuldig opgehangen onderbroekje en hemdje in een smoezelig plasje tussen een paar lange zwarte haren op de grond. Eenmaal buiten dropen de druppels van mijn staartje in een straaltje over mijn rug.

Lees verder